Eind december 2024 werd een kort geding vonnis gepubliceerd van de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam. De zaak gaat over een fitness-franchisenemer die voornemens is om zijn franchise-sportschool door te verkopen, naar het lijkt aan een franchisenemer van een concurrerende franchiseformule.
Toets in kort geding
De Rechter concludeert dat de inhoud van het franchisecontract te onduidelijk is om over de zaak inhoudelijk te kunnen oordelen. Er kon namelijk niet met voldoende zekerheid worden geoordeeld dat een bodemrechter zal oordelen in het voordeel van de franchisegever. Volgens de Voorzieningenrechter bestond er teveel onduidelijkheid over de toepasselijkheid van het contractuele beding aangaande het behoud van de locatie voor de franchiseformule bij een overname/verkoop van de sportschool.
Tot slot
Dat een Voorzieningenrechter in kort geding in een franchisekwestie de vorderingen afwijst omdat niet voldoende zeker is dat de Voorzieningenrechter in het voordeel van de eisende partij zal oordelen en/of nader onderzoek naar bepaalde feiten of omstandigheden nodig is, is vaker onderwerp geweest van een rechtspraak-toelichting op deze website, zie bijvoorbeeld dit bericht over een kort geding vonnis uit 2023 en zie bijvoorbeeld dit bericht over een kort geding vonnis eerder in 20204.
Het blijft opletten bij een kort geding over een franchise kwestie en/of uitleg van een beding in de franchiseovereenkomst zoals de franchisegever in deze zaak ondervond. Heb je hier vragen over, neem dan gerust contact op met franchiseadvocaat Jorg van de Peppel.
Lees de gehele uitspraak hier:
