Faillissementscurator heeft geen zaak tegen franchisegever

23-01-2024 | omzetprognose, rechtspraak

In een rechtszaak bij de Rechtbank Noord-Holland ging het onder meer om de vragen: (a) of de faillissementscurator van een gefailleerde franchisenemer rechtsgeldig een beroep op vernietiging van de franchiseovereenkomst deed; en (b) met succes de franchisegever wegens onrechtmatig handelen aansprakelijk kon houden voor schade (ECLI:NL:RBOVE:2023:7380).

Procedure gevoerd door faillissementscurator

Begin 2018 werd de franchisenemer, actief in badkamers en sanitair, failliet verklaard. Daarom is het de faillissementscurator in het faillissement van de franchisenemer die later een rechtszaak is gestart tegen de franchisegever.

Omzetprognose niet gehaald

Omdat de omzetprognose door de franchisenemer vanaf de start in 2013 niet werd gehaald, zond franchisenemer eind 2017 (vlak voor zijn faillissement begin 2018) aan de franchisegever een bericht met beroep op vernietiging van de franchiseovereenkomst en aansprakelijkstelling voor schade.

In de omzetprognose uit 2013 was kennelijk gerekend met/uitgegaan van omzetcijfers van franchisenemers die al langer actief waren, niet van franchisenemers die pas recent waren begonnen. De faillissementscurator heeft daarin kennelijk een grond gezien om in 2021 een aansprakelijkstelling aan de franchisegever te verzenden en later dat jaar via dagvaarding een rechtszaak te starten.

Onduidelijkheid over beoordeling onderwerp verjaring 

In de procedure bij de Rechtbank voert de franchisegever aan dat de vorderingen van de curator zijn verjaard en dat de klachtplicht is gechonden. De Rechtbank concludeert dat de verweren van de franchisegever niet opgaan. Uit het vonnis kan niet met zekerheid worden opgemaakt welke verjarings-rechtsgronden de franchisegever exact heeft aangevoerd. De Rechtbank gaat slechts in op de algemene verjaringstermijnen van drie jaar voor vernietiging en de algemene verjaringstermijn van vijf jaar voor aansprakelijkheid.

Beroep van curator op dwaling en aansprakelijkstelling voor onrechtmatig handelen faalt

Tijdens de zitting heeft de franchisenemer blijkbaar uitgelegd dat hij geen omzetdrempel voor ogen had die hij zou moeten halen voor zijn beslissing om zich wel of niet als franchisenemer aan te sluiten. Volgens de Rechtbank is er geen sprake van dwaling door de franchisenemer en ook niet van onrechtmatig handelen door de franchisegever. De Rechtbank oordeelt dat niet blijkt dat de franchisenemer de franchiseovereenkomst bij afwezigheid van dwaling niet of niet onder dezelfde voorwaarden zou hebben gesloten. Volgens de Rechtbank is geen sprake van door de franchisegever bewust om de tuin leiden van de  franchisenemer wat de omzetpotentie betreft. De Rechtbank overweegt dat niet blijkt dat de franchisegever het zou hebben doen voorkomen alsof de omzetprognoses waren gebaseerd op de gerealiseerde omzet van franchisenemers die indertijd recent waren begonnen (in plaats van franchisenemers die al langer actief waren).

Tot slot

Het vonnis van de Rechtbank is op belangrijke juridische thema’s helaas wat summier, waaronder het onderwerp verjaringstermijnen. Hoe dan ook: voor de franchisegever liep het – ondanks dat het niet slagende verjaringsverweer – alsnog goed af.
De curator had volgens de Rechtbank geen zaak, omdat hij niet/onvoldoende motiveerde dat de franchisenemer bij een juiste voorstelling van zaken de franchiseovereenkomst niet was aangegaan, de franchisenemer geen omzetdrempel voor ogen had bij de start en niet bleek dat de franchisegever het bij de start heeft doen voorkomen alsof de omzetprognoses waren gebaseerd op gerealiseerde omzet van franchisenemers die indertijd recent waren begonnen.

Lees de gehele uitspraak hier:

Rechtbank Noord-Holland, datum uitspraak 26-07-2023, datum publicatie 22-01-2024, ECLI:NL:RBNHO:2023:7380

Over de auteur

Jorg van de Peppel
Advocaat bij De Franchise Advocaat. 

Met mijn kennis en ervaring denk ik voor franchisegevers en franchisenemers in juridische oplossingen voor hun franchiserecht vraagstukken.