In januari 2025 wees de Rechtbank Noord-Holland vonnis in een rechtszaak tussen een supermarkt-franchiseorganisatie en de vereniging van franchisenemers van de betreffende supermarktformule.
De Rechtbank besteed in het vonnis aandacht aan twee voor de franchiserechtspraktijk interessante aspecten:
- waarom de (vereniging van) supermarkt-franchisenemers in deze casus zich niet als ‘goed franchisenemer(s)‘ gedroegen met betrekking tot het voeren van onderhandelingen; en
- waarom de introductie van maaltijdbezorgers binnen de supermarktketen gold als ‘afgeleide formule‘.
In een apart artikel is aandacht besteed aan de het instemmingsrecht van de franchisenemers bij de invoering van een afgeleide formule. Dit artikel gaat over de het ‘goed franchisenemerschap’ en de dooronderhandelingsplicht van de franchisenemers.
Supermarkt franchisenemers handelen in strijd met ‘goed franchisenemerschap’, aldus de Rechtbank
De Rechtbank overweegt dat wanneer de belangen van franchisegevers en franchisenemer(s) onderling (lijken te) botsen, zij het gesprek met elkaar moeten aangaan en zich moeten inspannen om te komen tot een wederzijds bevredigende oplossing. Op parten rust dus een inspanningsverplichting, aldus de Rechtbank.
De supermarktfranchisegever heeft in deze zaak naar voren gebracht dat zij voorstellen deed om afspraken te maken over het instemmingsrecht van de franchisenemers, daarbij spelende drempelwaarden en de invoering van een (nieuw) maaltijd-thuisbezorg-concept. De franchisegever deed voorstellen om tot een oplossing te komen. De franchisenemers daarentegen staakten (of zelfs beëindigden) kennelijk de gesprekken over het vastleggen van een drempelwaarde. Zij zouden naast afspraken over een drempelwaarde (als invulling van het geldende instemmingsrecht), ook voor hen gunstige afspraken hebben willen maken over andere aspecten van de franchise-samenwerking, namelijk – kort gezegd – verdeling van online omzet/inkomsten.
De Rechtbank oordeelt dat de franchisenemers niet hadden mogen blijven verwijzen naar onderhandelingen over andere aspecten van de franchisebusiness en niet de voorwaarde hadden mogen stellen dat ook over de online business (nadere) afspraken moesten worden vastgelegd.
De Rechtbank verklaart voor recht dat de supermarkt-franchisenemers zich niet hebben gedragen als ‘goed franchisenemers’ in de zin van de Wet Franchise met betrekking tot (het voeren van onderhandelingen over) het vaststellen van een drempelwaarde voor omzetderving ten gevolge van invoering van een ‘afgeleide formule’ door de franchisegever.
Tot slot
In de advocatenpraktijk van De Franchise Advocaat worden vele franchisegevers en franchisenemers juridisch ondersteund met vragen over onder meer de Wet Franchise en het ‘goed franchisenemerschap’ en ‘goed franchisegeverschap’ in de praktijk. Heb je hier een vraag over, neem dan gerust contact op met franchiseadvocaat Jorg van de Peppel.
Lees de gehele uitspraak hier: